maandag 14 maart 2011

De voeten van Sarah



Geleende Lichamen
Mime groep WalkingFaces onderzoekt in samenwerking met het Museum voor Moderne Kunst Arnhem de schoonheid van de vergankelijkheid. Dit werkt zich uit in een vorm van een drieluik gebaseerd op 3 grootheden: Het
Lichaam, De Geest, en De Ziel.

De voeten van Sarah
13-3 Op zondag met Sarah Walder en Emmy Chau.
We hebben al een routine: we gaan het museum in op zondag ochtend en doelgericht lopen we met cello en video camera naar de bovenste omgang waar de portretten van Jan van Herwijnen zijn.
Daar pakken we meteen uit, storen ons niet aan de zondagsrust noch aan de ‘heilige’sfeer rondom de doodsportretten en gaan op de grond liggen.

De voeten van Sarah is een belevenis apart want ze zitten vol met pluisjes van afgedragen schoenen en sokken en het kost handenwrijvend om ze tevoorschijn te roepen. De cello bindt Sarah met een schoenveter uit een van de schoenen rond haar hals om zo stabieler met de cello in ligstand te kunnen spelen.
De nieuwe schoenen – prachtige hoge hakken met paars voilestof over het leer – blijken Sarah te passen. Helemaal goed. Zo kan de metalen steunspriet weer naar binnen geschoven en geven de hakken een onderscheidende puntigheid in het totaal van Cello en Sarah.

Ik lig er naast. En brom.
De zoemtoon is dezelfde als de lage D.
Sarah heeft hard gerepeteerd aan de eerder vorige week aangezette compositiedelen en de klank is helder en vast. De cello is volop aanwezig.

‘Je mag nog wel even blijven liggen, hoor. ‘

De lardering met de plukdelen met Sarah’s stem is ook goed aanwezig en snijdt het geheel in kleine ijle toefjes. De brom zit daaronder. Het is spannend om de adem eronder te zien werken, evenals de grimassen van Sarah’s gezicht.
We schieten continu in de lach omdat we ons nu ook permitteren wat meer met de afgesproken en min of meer vastgelegde klank en cellocompositie te varieren en verder te exploreren.
De klanken worden soms kakafonisch en verdichten zich. Er komen boventonen tevoorschijn. Er zijn plotse stilten en geladen opeenhopingen en dan weer ijle toefjes in de ruimte.

En dan draait Sarah’s gezicht naar mij en zegt op een toon alsof we samen in bed liggen:
Je mag nog wel even blijven liggen, hoor. ‘
Zeg maar: zo een intiem moment als je net doodserieus naast elkaar ligt en over de dood mijmert.
We liggen er ook wat potsierlijk zo broederlijk naast elkaar.
Als we wat te ver uit elkaar liggen besluiten we met ons hele lijf heen en weer golvend ons wat dichterbij elkaar te manoeuvreren en ook dat voelt zo huiselijk en ongewoon tegelijk dat we weer in de lach schieten. Dichterbij elkaar zet de strijkstok zich plots in mijn ribbenkast en in de ontlading van geluiden daarna krijgt het giechelen de overhand.

De grote teen:
De hakken gaan even uit. Als we oefenend op een andere plek liggen, trekt een toevallige eerst verbaasde bezoekster spontaan aan de blote grote teen van Sarah. De doodsportretten van Jan van Herwijnen verbleken om zoveel vrolijkheid.
Die vrolijkheid en dat lichte dynamische is qua toon de essentie van wat we dit keer proberen te vangen. De geest, het moment waarop het licht in de ogen dooft. De geest als zinnebeeld vangen betekent dat die ijlheid zich ook in de dynamiek moet vertonen en niet als zware deken moet blijven steken in dat aardse en grondstoffelijke.
Minimale beweging dit keer ook. De beweging volgt de muziek of liever is er een onderdeel van.
Handen op het gezicht. Kleine hoofdbewegingen. Adembeweging. Een enkele zich articulerende hand. Dat is het gehele pallet, dit is het idioom om dat ijle, vluchtige te vangen en gestalte te geven.
De ruimte is van beneden naar boven gedacht. En natuurlijk van binnen naar buiten want ook hier is de focus van groot belang. Hoever kijken de ogen ? En hoe beweeglijk zijn ze? Kijken ze echt of kijken ze door een transparante wereld.

Voor een musicus is elke andere houding of handeling buiten de directe actie met het instrument een hekele zaak want plotseling krijgt het lichaam met zijn expressie een belang en plaats.

Als je een musicus vraagt over het toneel te lopen krijg je dit meteen in het zicht.
Nu voor Sarah is vooral het feit dat ze met haar cello op de grond ligt een beslist bijzondere positie voor een musicus.
Ze is daarmee meteen actrice. Muziektheater maken we dus. Ook de andere elementen als het lopen en opnieuw een plek kiezen om te gaan liggen, horen daarbij.

Bach

Toch een beetje bach in ons werkstuk?
De structuur van het geheel lijkt er wat op. We herhalen 3 of 3 maal dezelfde frasering op een andere plek. De tussenstukken – transities, zijn gearticuleerd en afgemeten, zowel in het opstaan, het lopen en het gaan liggen. De beweging is nadrukkelijk gestileerd en neutraal om zo de frasering opnieuw te kunnen laten bestaan op de andere plekken in de ruimte.
De beweging van beneden naar boven en van boven naar beneden is voor ons van belang in zijn betekenis van verrijzen en neerdalen.

Zwerfwoorden
Wanderword. Zwerfwoorden. Als je sms’t zijn de losse tekens als brokjes soms onafhankelijk van elkaar enige tijd in de ether onderweg: zwerfwoorden.
We zijn goed op weg. Anoushka moet nog ingepast. We moeten het bewegingsvocabulaire oefenen en streng articuleren en op de muziek timen. Ik zoek nog naar de goede toepassing van woorden.
Ik vind dat hier juist de taal een rol moet spelen. Dat doet het feitelijk al in de ijle stemklanken, of in de stukjes kakafonie. Maar woorden die gevisualiseerd worden heeft een andere dimensie.
We hebben woorden en daarna losse letters waar je zelf woorden van kan rijgen als een soort matje
onder het hoofd gelegd. Als zwerfwoorden….

Licht dat dooft, ogen licht
Gezicht is dicht

Hier ga ik op door.

zondag 6 maart 2011

bromventilatorgeluid hoempapa op de weg terug




6-3-2011 met Sarah Walder in ’t MMKA


Veilig


We hebben Peter de Kok van ’t MMKA zo gek gekregen dat we op zondagochtend het museum in mogen. Tenminste hij zou het doorgeven aan de beveiliging, en dat is het hekele punt. De beveiliging weet van niks om 11.00uur des ’s ochtends en zo staan er 3 afwijkende niet passende mensen met cello en krukje en camera in de foyer. Er wordt gebeld. Tenslotte neemt de baas beveiliging een besluit en kunnen we door terwijl de groep senioren die de zondagochtend besteden aan museum ipv kerk zich meditatief door het museum heeft verspeid.

Het is best een aanloop en dat zou je op carnaval zondag niet verwachten. Kunnen we meteen proefdraaien in het echt. Op aanwijzing van het beveiligingshoofd blijven we met onze eerst verlegen geluiden tegen de ramenwand (het verst van de schilderijen vandaan). Als er geluid klinkt schieten er haastig beveiligingsmensen tevoorschijn die reageren op de ongebruikelijke klanken. Het zijn er 3. Albert hebben we de vorige keer meegemaakt.

Ontzettend aardige man. De anderen kennen we nu ook. En ook ongelooflijk toeschietelijk. Ik geneer me bijna dat we er zijn en ze lastig val. Want onze praktijk gaat buiten alle gebruikelijke codes om en tegen alle conventies in die in het museum voelbaar zijn.

De heilige tempel

Tjerk heeft gelijk: het museum is een plaats waar tijdgebonden gebeurtenissen en uitingen onwennig worden bekeken en dat wordt ook bewezen door de ‘argeloze’ bezoeker die ons in de rondgang bij de tentoonstelling ‘Remember Me’ treft. Eerst deinst de bezoeker terug en dan met gepaste afstand blijft men geintrigeerd en meestal met een kleine glimlach toekijken. Als ik merk dat ze beschroomd zijn om langs de doodsportretten te gaan kijken, geef ik ontspannen aan dat ze natuurlijk door onze activiteit heen kunnen lopen en geef ook tekst en uitleg.

Er is precies 1 bezoeker die het geheel niet kan apprecieren en hij vraagt eerst beleefd waarom we daar zijn en na uitleg geeft hij aan dat ze eigenlijk niet gestoord willen worden in het bekijken van hun kunst. Ik zeg hun kunst, want in de beleefde woorden proef je onlosmakelijk een verlangen met rust te worden gelaten. Het museum is een heilige tempel. Met die stelling begon ik de blog. Zie blog 1 – onderzoeksvraag. Het is echt waar. Maar er is hoop. Want de meeste bezoekers die ons troffen genoten zichtbaar. Enkelen gaven aan dat het heel goed paste bij de doodsportretten. Wij blij natuurlijk, het gaf ons moed.

Nooit stil

Tegelijk proeven we deze keer de realiteit van de performance omstandigheden. Er is aan 2 kanten geluid. En voor de cello betekent dit dat er nooit stilte is. De zich eindeloos herhalende muziek van andere kunstwerken aan weerszijden van de doodsportretten gang moeten we wegduwen, willen we daar mee om kunnen gaan. Het eerste dat we merkten dat we (opnieuw) door de ruimte en afgedwongen museum conventie, beleefd, voorzichtig, klein en verlegen blijven. Dat heeft niets te maken met de doodsportretten van Jan van Herwijnen. Die spreken juist een dynamisch levend iets uit terwijl het doodsportretten zijn. Vreemd. Toen we bij het verlaten van het museum door de begane grond expositie naar het museumcafe gingen en door de eigentijdse installatie heen liepen, kwamen we veel muren vol onderbroeken tegen. De onderdrukte giechels van het zich verwonderend publiek bevestigt precies dat schrille contrast. Alsof je, zoals mijn dochter Naomi laatst overkwam, per ongeluk een scheet ontsnappen laat in de openbare bibliotheek terwijl er niemand is om het op af te schuiven.

Schelpengeluid

John Cage is natuurlijk onze grote held voor het geluid. In de jaren 70 en 80 genoot ik van de ongebruikelijke concerten van bladeren en schelpen in het Stedelijk museum van Amsterdam. Daar was ik trouwens altijd wel te vinden omdat de Cobra bibliotheek ongemeen groot was en omdat het uitzicht toen op het museum plein en de wonderen van Tingueley voor het raam me altijd blij maakten. Dat doet het museum cafe in Arnhem ook. Wat een plek, wat een uitzicht. Zelfs gluten vrij gebak! Nog een grote componist: Ligetti!Wat Cage over geluid weet te melden moet ik weer opnieuw lezen.

De lage D, mieren op mijn hoofd en 49 keer Sjoerdbasstem

Acadabra. Hoe bouw ik een compositie in geluid-klank-cello. Wat is de structuur en hoe komen we tot een eerste opzet. Noten kieperen we overboord. Daarmee speel je niet. Je speelt met de cello en 80% of meer met je strijkstok. In dit geval zeggen noten niets. We komen tot inzicht door te spreken over structuur – zeg maar:

  • Mieren in je hoofd zijn korte kriebelende ijle plukjes met de hand op de cello die volgen op de lage D strijkstoksneer
  • De lage D toon heeft overeenkomst met de lage basstembromzoem van Sjoerd en die lijkt heel erg op de geschilderde liggende dode man van jan van Herwijnen. Alsof je dus daar echt even tot rust komt.

Emmy heeft bijna een uur lang op de video vastgelegd: het gesprek schiet echt alle kanten op en voor een buitenstaander raakt het vast kant noch wal. Het is daarom zeker mal en om van te smullen zo leuk (vooral Sarah) maar het snijdt ook wel degelijk hout!

Handenwerk

Na een uur hebben we een eerste opzet: een vocabulaire die bestaat uit een structuur van 3 x 3 minuten incluis 49 x korte basstem van Anoushka en Sjoerd die samenvalt met de D van de cello strijkhand van Sarah en de ijle plukjes en strijkstok aanrakingen op de afzonderlijke snaren. De ijle tonen worden verder ‘gezet’ met de hoge stemgeluiden die Sarah kan produceren terwijl ze speelt. Boeiend om te zien hoe ze handenwerk, oogopslag, stem en concentratiegrimassen en posities combineert. Sarah is echt een begenadigd cello mens. De posities zijn een integraal onderdeel van het cellospel. Daarmee wordt Sarah echt de cello. We gebruiken ondermeer een liggende positie op de vloer die zich dan in de gegeven 3 minuten 90graden verplaatst. Klank is ruimte! En de 3 minuten gaan dus op 3 plekken plaatsvinden met daartussen een verplaatsing. Dit moet je zien met de ons nu voorgenomen liggende positie van de 2 mimespelers naast CelloSarah. We willen de muziek als vertrekpunt voor het mimespel. We willen De Geest in dit deel vangen. Het mime wordt dus statischer en gebruik makend van de lichaamspositie in de ruimte. Het articulatiespel is voornamelijk in de hoofden gegeven, los van het lijf. Denken we. Want hier gaan we op door.

Ik heb een beetje hier en daar wat uitgeprobeerd toen onze eerste opzet al proberend duidelijk werd. En toen we nadrukkelijk voorbij het zware neerdrukkende van de museum omgeving konden denken en ons meer op het dynamische van de doodsportretten richtten. Het wordt kortom vrolijk: met leven! En waarom die 49xbasstem? Het staat interessant!

‘Not a tie’

Geen (strop)das om dus! In het cafe zetten we de structuur en de basisafspraken op papier. Het is vooral krabbelen om spanningsboog en soorten vocabulair te duiden. Nogmaals: noten hebben hier geen belang. In het begin vroeg ik Sarah om Bach en Mattheus Passion een stukje te spelen. De eerste kon niet echt want dat speelt ze eigenlijk op gamba, de tweede ook niet want het duurt 2uur voordat haar partij met Jesus aan het kruis voorbijkomt, maar toch. Om even uit te proberen. Nou ja, je wordt meteen vervuld van hoop en bovenal van inlossing. Als contrapunt zet je ook het publiek meteen op een verkeerd spoor.

Je maakt er velen gelukkig mee, maar we zijn hier op een andere queeste.De queeste van de a logica. Ik denk vaak in dynamiek als een musicus. Voor Sarah ben ik een van de weinigen die haar vraagt niet in herhaalbaarheid en inlossing te spelen, zonder vaste maatsoort. Puur en als een conversatie. Er zijn talloze goede musici als Armstrong, Chat Baker die daar dicht bij spelen. Geweldig, eindelijk vrij.

Ventilatorzoemdeun

Hoempapa ofwel de ventilatorzoemdeun carnaval - Fijn carnaval. Terug naar huis rijdend kom ik de thuisstraat niet in. Afgezet. En op het kruispunt Hommelseweg-Onder de Linden volop een deinende gelukzalige mensenmassa en geluidgeweld van al die bekende mee zingers als je niets meer weet na veel bier. Schril contrast. Ik leg er een stukje van vast op video. Om me blijvend over te kunnen verbazen. Tegelijk verwonder ik me over mijn eigen bezigheden. Zou ik niet beter Meer bier Minder kunst. Bierkraan open, subsidiekraan dicht.


donderdag 3 maart 2011

6 minuten stilstaan of vallen.


Blog Geleende Lichamen 5

n.a.v. 1e performance op 26-2-2011 in deKapel-O.Velperweg 36




Het werden er 9. Met inloop want de 1e minuten namen we ‘de tijd’ om in onze ‘staat van zijn’ te komen zodat de kijker in een ‘gevulde ruimte’ loopt.

De ontdekking van de hemel (knipoog naar Mulish):

Na uitgebreid in het museum te hebben gewerkt, werkten we door in een lichte studio ruimte op ArtEZ. Nu op de Oude Velperweg is er een donkere ruimte. Totaal anders van sfeer. Het licht of het donker is ongelooflijk bepalend. Een gewelfd blauw hemelplafond – per slot van origine een kapel, met een prachtige akoestiek. We zijn de hele ochtend bezig de ruimte rustig te maken en het donker niet overbepalend en vooral niet des theater te maken. We zijn wel verplicht het theaterlicht deels te gebruiken. De ramen gaan gedeeltelijk open zodat er daglicht binnendringt. Er komt een projectie van de doodsportretten van jan van Herwijnen op het gewelfde plafond. Niet om theatraal mee te werken maar neutraal de relatie aan te geven. De portretten bewegen heel langzaam in de projectie en wisselen ook in tijd heel onmerkbaar. Ik wilde geen museum nadoen, ook niet in volgorde en samenstelling en ruimte. Ik wilde wel de portretten aangeven als vertrekpunt voor de performance, zonder dat de projectie mee gaat spelen door licht of vorm. Het geeft nu een extra ruimte aan.

Hoe meten we de tijd en welke tijd?

Het grote vraagteken blijft staan: hoelang? We besluiten eerst zonder Sarah en vervolgens 2 keer met Sarah en cello ‘erin’ te gaan. We ontdekken dat we langdurig improviseren. Zonder dat we er feitelijk controle op hebben is de neiging langer door te gaan. 25minuten telde de laatste improvisatie. Het streven is helder 6min. Ook de ruimte kan zeker in diepte gebruikt worden en hoog en laag en dichtbij elkaar of uit elkaar. Er komen meer diepten en lagen en variaties in fysieke vormen en intenties te voorschijn. De videoverslaggeving van Emmy Chau leert ons veel. Ze snijdt ook de hoofden en concentreert het beeld op verplaatsing en frasering. Het is ook helder dat er niet verder moet vastgelegd. Juist de openheid geeft de intensiteit.

Er is gegeven:

1 ruimte en 1 gegeven lijn (rechtdoor langs met op het eind een kromming die niet eindigt) 1 focus, binnenruimte, intensiteit die we als cocon kunnen beschrijven. 1 verplaatsing waarmee er fraseringen zijn die in vorm, tijd en textuur (kracht) de fysieke reactie van de doodsportretten vangen

Wiens tijd?

De cello is de tijd. Dat is de keuze. De cello is ook een ruimte. Sarah stopt en dan is er geen verlenging meer. De cello begint nadat de performance is begonnen. De cello volgt de beweging en kent 1 contrapunt met meer eigen klank leven om dan terug tekeren naar de oorspronkelijke frasering en het volgen van de beweging.

'Voor ons is het net alsof de armen en benen in ons naar buiten hangen'

Reacties en gesprek. Er zijn 14 kijkers. Anoushka Wielink kijkt mee op afstand. Ongelukkigerwijs moest zij de laatste week vervangen worden vanwege ziekte. Haar reacties zijn ook in de reacties meegenomen. Na een eerste inleiding ontstaat er een discussie over tijd en over welke tijd en van wie en hoe je tijd meeneemt in als je ergens heengaat en hoe je eruit gaat.

  • Het lijkt niet lang! Het lijkt langer...
  • Een verdwaalde man, hij hoort er wel maar weet dat nog niet lijkt het
  • Al die armen die als soort huilende zwabbers aan het lijf vast blijven zitten...
  • Als je de hoofden niet zichtbaar indenkt, en meer lijf ziet dat praat, wordt het anoniemer en lijken de portretten die Jan van herwijnen schilderde erop te passen.
  • De rek van de tijd is het mooiste dat je overhoudt in het lopen en het net niet vallen vooral
  • Ik vind het wel mooi, ik merk een rare ijlheid alsof ik continu zit te kijken naar iets wat al geweest is.
  • Je gaat zeker de connectie maken met de blik en de intensiteit in de portretten.
  • Ik heb continu het idee: wat is er gebeurd?, alsof je beweegt, alsof je zelf weet dat je bewogen hebt. Dat vind ik heel erg mooi.
  • Mooi dat wit op het lichaam en dat het hemd te groot lijkt.
  • De oneindigheid van de ruimte in het lopen en vallen , dat we het labyrint erin herkennen, een soort tussenruimte
  • Hoe je meet weinig zoveel doet - Ik wachtte de hele tijd tot je zou vallen, erg fijn die spanning.
  • Prachtige concentratie en ik verwonder me over hoeveel je met je voeten kunt articuleren en zeggen…
  • De adem die zich aftekent in de beweging…
  • ik vond het mooi, dat het zo een vervreemdend effect heeft wat jullie doen
  • De benen en de armen, ze lijken buiten jullie lichaam geplaatst

Het heeft een eigen soort tijd

Ik had eigenlijk haast want ik dacht, 6 minuten of kort in elk geval, het kan precies even tussendoor, maar ik was daardoor niet helemaal voorbereid op de tijdloze modus en dat is dan wel irritant. Het zetten van de code maakt zeker de helft uit van de performance: de helderheid hoe je als kijker er in komt, kennis maakt. Het museum is een plaats voor tijdloze kunst; zodra er tijdgebonden kunst in het museum wordt geplaatst dan heeft het museum en de toeschouwer daar moeite mee.

Codering:

Het is merkwaardig dat we zo ingesteld zijn dat alles een bepaalde codering draagt in tijd (en plaats). Je weet van tevoren al hoe lang het gaat duren en je schat van te voren in hoe je erin en eruit gaat. Als we het hebben over uitgerekte tijd dan is dit voorbij die codering: Hoe ga je hiermee om en hoelang moet het duren? Dit s een lastige maar essentiële kwestie voor het slagen van de performance. Een goede suggestie: Geef aan dat er elke 6 minuten een andere cyclus begint waardoor de kijker zijn eigen oneindige tijd kan maken.

Stuwende stilte en dichter bij de dood

Het zit ook in de frasering van de mime-dans. Bij teveel herhaling is er een voorspelde tijdlengte en verloop bevestigd en doet de kijker vermoeden dat er toch een plot of verhaal wordt ingelost. Het contra punt met elkaar is bewust gekozen. Ik ben dichter bij de dood dan Barbara. Niet zozeer door leeftijd en verschijningsvorm in fysiek maar vooral door de frasering en het vasthouden van de stilte en spanning. Zeg maar: de dans van Barbara vloeit meer en zijn articulaties, wendingen en ‘Kurven’ meer verbonden aan elkaar dan de voortdurend stuwende stilte en ontladingsimpulsen van mij.

Pythagoras en a logica

  • Een onmiskenbare Beierse moderne indrukdanseres
  • Een zintuigelijke Amerikaanse celliste en
  • Een Friese stoffige mime man.
Wat ons verbindt: De a logica van punt naar punt, als Bauhaus, als luciferhoutjes waarmee je onderweg iets bouwt en dat het dan steeds ook weer uit elkaar valt. Je volgt de adem, de spanning leidt je tot een verzachting, die je weer verbaast en je in de war brengt bij het volgende punt van draaien of verder gaan, hoe komt het nou dat mijn hand hier is, hoe komen we hier terecht Die frasering maakt dat je je afvraagt of je lichaam bij je hoort of niet

De reacties en uitspraken zijn niet letterlijk geciteerd en soms verweven in mijn eigen vertelling. Met dank aan onder meer: Anoushka, Nelleke, Patrick, Tessa, Tjerk, Emmy, Corien, Teus, Jan, anderen. Het gesprek liep feitelijk nog dezelfde avond door bij het AMP feestje in het voormalig Roos cafetaria dat nu werd gebruikt voor onbeperkte snacks en onbeperkte muziek, oneindige tijd.....

Sartre:

Als de tijd benoemd wordt, wordt tegelijk de oneindigheid van het moment geroofd. Sartre geeft in zijn verhaal De Muur daar een prachtig voorbeeld van. Thuis lezen we opnieuw Sartre zo tussen waken en slapen in. Thema is de dood. Alle personages – 3 mannen, kijken er anders tegenaan, de een kan het niet geloven en ziet alles wazig, de ander is al dood en de derde verzet zich. De Belgische dokter die komt om hen te troosten en stelt voor een brief te schrijven naar hun geliefden, en noemt dan de tijd: Het is half vier. Waarop de overwegingsreactie in gedachten van Pablo wordt gegeven:

  • ‘The bastard. He must have done it on purpose. Tom jumped. He hadn’t noticed time was running out; night surrounded us like shapeless, somber mass, I couldn’t even remember that it had begun.’