woensdag 11 mei 2011

Bevroren Tijd


De mimegroep Walking faces onderzoekt in samenwerking met het Museum voor Moderne Kunst Arnhem de schoonheid van de vergankelijkheid. Dit in een vorm van een drieluik gebaseerd op de 3 grootheden: Het lichaam, de geest en de overstijgend ziel.

Het is gelukt om de tijd en de spanningsboog in steeds 3 x 8 minuten te houden.
De cello is de factor tijd.

Verrassend dat de tijd alle keren tijdens de performance vrij exact alle delen 8 minuten is gebleven.
Het museum versterkt
Alle beweging die zo geconcentreerd in het theater heeft bestaan heeft de neiging in de open gaanderij van het museum groter te willen zijn. Er is meer licht, er is meer ruimte en er zijn meer kanten van kijken.

Vooraf oefenen we nog een keer. Terwijl we fragmenten doornemen en aan de akoestiek en ruimte wennen, lopen we bezoekers tegen het lijf die volop geïnteresseerd blijven kijken.
Dank je zeggen ze en wij opgetogen Graag gedaan.

Alles wordt vergroot in het museum. We moeten nog ingetogener zijn, terughouden, niet jezelf laten verleiden tot groter, maar terug houden in verstilling.
De 2e performance in het museum lukt dit goed.
De eerste performance is gekker en opstandiger en het kost veel moeite om met de focus dichtbij erin te blijven.

Stofzuiger
Terwijl Sarah toonladders oefent en ik met haar mee brom, roept Anoushka ontwapenend: ‘Vraag je of ze stofzuigen straks?’ het auditorium is met witte voetstappen op het keurige koningsblauwe vloerkleed bezaaid.
We hebben even adempauze, moeten ons opnieuw kleien, omdat het meeste na de 1e performance eraf gebrokkeld is.
Tante Emmy, tante Emmy, roepen Ruth en Cornée dan: wil je mij alsjeblieft met het hemd helpen?


Murmelen
Later in het MMKA horen we nog meer terug over de performance:
• Een soort van murmelen, rafelige kanten, dat je wegbent maar ook weer terug komt,
• Alsof je hier niet bent maar toch wel wil zijn. Als rafels die loslaten.
• Beklemmend. Soms heel veel gekte en als de dood van Pierlala.
• Zoveel uitdrukkingen die voorbij komen.
• Een soort van zijn, bubbelen.

Leven na de dood
• de expositie is helemaal tot leven gekomen.
• 2 d en 3 d bij elkaar, performance heeft de schilderijen en tentoonstelling tot leven geroepen
• Bijzonder vind ik het dat niet een van de drie presentaties hetzelfde is. Niet in de mime-dans en niet in de muziek
• Dat vasthouden op het randje van vallen. Onverwachts, vrolijk en dan weer heel stil en bevroren in de tijd. Ongelooflijk mooi.
• de verwondering over de oer-kracht van de mens, iets waar geen woorden voor zijn
• de cello tergend mooi en wreed en sarcastisch
• ijl en ver weg maar het komt heel dichtbij.
• Je ziet zoveel en het houdt je vast, dat je niet durft te bewegen.
• De gezichten van de portretten lijken in jullie terug te komen.
• Ik had de sterke associatie dat jullie hen waren en zij jullie, de beelden vloeiden soms in elkaar over.
• Ik was getroffen door de krankzinnige, waanzinnige, vermoeid vechtende mens, een mens die hulpeloos zoekt naar contact.
• Het stilstaan voor de schilderijen met de ruggen naar ons was voor mij aangrijpend, hierdoor werden de portretten voor even weer levende mensen en kregen ze respect.
• alle uitdrukkingsmogelijkheden in jouw lijf heb je gebruikt om een
beeld op te roepen van de stervende mens.
• de cello kwam vanuit een andere plek in het heelal lostokkelen en verklanken


(Snorri Sturiuson Icelandic stamhoofd en historicus 1179-1241)

Morior ergo sum Ik sterf, dus ik ben, zegt Heidegger. Anneleen moest sterk denken aan ‘geworpen ontwerp’ van Heidegger. Hij zegt dat
We zijn in het leven geworpen in een bepaalde tijd en cultuur. Daarmee is de mens veroordeeld tot vrijheid. Dat komt vooral omdat de mens in de zijn bestaan zelf moet ontwerpen. Sein-zum-Tode, zegt Heidegger ook. Dood en niets zijn hetzelfde. Vandaar zijn uitspraak morior ergo sum (ik sterf, dus ik ben)

Citaten zijn niet letterlijk weergeven en opgenomen in mijn eigen zinnen.
Dank aan Anneleen en Hans Hoefakker (a.h.hoefakker@chello.nl
Dank aan Nelleke Verweij, Patrick Feijen, Joris Meijaard en Dénise Bänffer, Wim Hage, Jan van der Wees, Jos Witsiers, Jan en Gerda van Haaften, Gijs van Ulsem, Bart, Miriam Windhausen(curator expositie), Hilde en Arjan van Poeijer e.a.


Gezichten
Veel mensen die ik spreek zijn onder de indruk, vinden het heftig en intens en verwonderen zich met name over het grote scala aan uitdrukking in mijn lijf.
Het is waar dat ik me bij dit onderzoek beslist thuis voel.
Jaren geleden maakte ik een tijd lang elke dag hoofden van klei – steeds andere gezichten die in mijn eigen hoofd zaten en die ik kwijt moest. Het werden er talloze.
De doodsportretten van Jan van Herwijnen zitten ook in mijn systeem en de vergankelijkheid wilde ik vangen. De kwetsbaarheid en de kracht van leven en dood.
Dat smalle richeltje dat je loopt en waarop je probeert te blijven. Je wilt niet weg, je wilt blijven.
WalkingFaces: de naam is ontleend aan Kenneth Patchen, een schilder – poeet die zeer sterke impressies maakte van de donkere en moeilijke kant van het leven. WalkingFaces zijn wandelende gezichten, een landschap vol mensen, leven, en poëzie. WalkingFaces is voor mij lijfelijke poezie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten